19. jun, 2015

Loopse lama

Op een terras zit een groepje mannen te discussiëren, een van hen heeft het hoogste woord. Argumenten vliegen heen en weer. Dan bemoeit een andere man zich ermee, die zich tot dan toe koest hield. Hij plaatst een opmerking. Er valt een stilte.

De man die het hoogste woord had, kijkt in de lucht en vraagt: ‘Hoor ik daar een loopse lama schijten?’ Bulderend gelach. De regels van het spel: de nieuweling had zich er niet mee moeten bemoeien en als straf daarvoor wordt hij afgezeken.

Afzeiken, het is een wijdverbreide hobby geworden in dit land; de ander voor schut zetten, afbranden tot aan de grond. Er zijn hele websites die niks anders doen, zoals Geen Stijl. Er zijn tv-zenders die de politiek afzeiken, zoals POW Nieuws. Hun politiek verslaggever Rutger van Castricum heeft het afzeikinterview tot zijn handelsmerk verkozen.

Onder jongeren, en dan vooral in de hiphopscene, is dissen populair –iemand opzettelijk en publiekelijk beledigen, bijvoorbeeld in een rap. Teksten als: ‘Nu snap ik waarom je zo veel eekhoorns achter je aan heb hollen, zo groten eikel hebben ze nog nooit gezien’ Het gebrekkige Nederlands hoort erbij, dissers hebben geen tijd om te studeren.

Ai, nu deed ik het zelf, neem me niet kwalijk. Er lopen dan ook maar heel dunne lijntjes tussen een dolletje maken, uitschelden en afzeiken.

Het zal ooit wel begonnen zijn met een dolletje. In echte Amsterdamse kroegen was en is het niet ongewoon dat een nieuweling als pispaaltje wordt gebruikt, gewoon die bijgoochem effe teste. En als het slachtoffer zich kan verweren, of beter nog: eroverheen kan, wordt hij liefdevol opgenomen in het gezelschap en wordt gezamenlijk een nieuwe pispaal gezocht.

Hoe ver kun je eigenlijk gaan met afzeiken. Heel ver, zeggen sommigen. Er is toch vrijheid van meningsuiting in dit land? Nou dan! Vergeten wordt weleens dat vrijheid van meningsuiting weliswaar in de grondwet staat, maar dat daar ook bij staat dat die binnen de grenzen van de wet moet vallen. Anders word je gewoon voor de rechter gesleept en veroordeeld voor je mening.

Afzeiken wordt vaak gebruikt om iemand op zijn plaats te zetten, maar op internet wordt massaal en anoniem afgezeken. Iemand op internet een loser of een sukkel noemen lucht op, maar het is natuurlijk gewoon uitschelden en het zit dicht aan tegen die andere kwalijke gewoonte: pesten. 

Verbaal geweld, de laatste fase vóór fysiek geweld.

Sommige cabaretiers leven ervan en hun zalen liggen krom, want tegen afzeiken met humor is maar weinig bestand. Ook in het openbare leven. Een humoristisch voorbeeld uit de praktijk tot slot.

Een vol voetbalstadion in Amsterdam, de wedstrijd is al begonnen en op de tribune lopen laatkomers gebukt voor de anderen langs snel naar hun plaats. Vooral om te voorkomen dat ze vanuit het publiek lollig bedoelde opmerkingen naar hun hoofd geslingerd krijgen. Eentje gaat zelfs zover dat hij volledig in elkaar gedoken en gehurkt zijn plaats zoekt om toch maar niemand te hinderen. Dan klinkt even dodelijk als effectief, van achteruit het vak een harde stem: ‘Hee joh, wat heb jíj nou? Moet je poepen?’

Een aaaardigheidje, meneer Sonneberg? Of afzeiken? Spreek vrijuit: u mag het zeggen.

Al was u een loopse lama.

12. jun, 2015

Terugplassen

De gemeente Meppel  overweegt serieus om wildplassers aan te pakken met terugplasverf.

Als u al een tijdje weg bent uit Nederland: wildplassers, dat zijn mensen die hun volle blaas ongegeneerd legen tegen het dichtstbijzijnde  huisje, boompje of desnoods beestje. En dat vinden de mensen in die huisjes, of bij die bomen en beestjes, niet fijn. Sterker nog, die worden daar pislink van. Bier dat gefilterd door de urineblaas naar buiten gulpt, ruikt namelijk niet zo fris meer.

De gemiddelde wildplasser is vooral actief op uitgaansavonden, verveelvoudigt in aantal bij evenementen en de mannen doen het pontificaal staand, liefst op een rijtje, de vrouwen discreet gehurkt, liefst achter een vriendin. Maar het ruikt hetzelfde.  

Er schijnt weinig tegen te doen te zijn: verbodsbordjes, hoge boetes, extra hekken,  extra openbare toiletten –het helpt allemaal niet. De plassers, zij plassen wild.

Nou is dat geen exclusief Meppels probleem, het komt overal voor en dus ook in Duitsland. En in Hamburg is iets bedacht dat Meppel nu dus ook wil: die terugplasverf.

Het werkt aldus: als je tegen een muur met terugplasverf erop plast, dan plast -het woord zegt het al- de terugplasverf terug. Al wie klettert, wordt bespetterd. Dé oplossing voor de urinaal belaagde bewoners en het geeft ook een zekere genoegdoening. Jij plast onbeschoft bij mij, dan krijg je het net zo hard weer terug. Oog oom oog, de vervuiler wordt vervuild et cetera.

Ik zit zo eens te denken: zou deze filosofie niet wat méér kunnen worden gehanteerd. In achterlijke landen hakken ze je hand eraf als je iets steelt, allaah, dat gaat wat ver. In Amerika maken ze je dood als je iemand anders hebt vermoord. No mercy. Ook dat gaat wat ver. Maar het lekker puh gevoel dat het oproept, is stiekem toch wel fijn. Jij plast met je lompe kop tegen mijn muur, dan moet je ook maar voelen dat je stinkt, of zoiets.

Net goed. Dat zal je leren.

Ik ben wel benieuwd wat de volgende stap wordt in dit pis-op-stuk beleid. Ik kan er wel een paar bedenken: Je schopt baldadig tegen een prullenbak en de prullenbak ontploft in je gezicht. Je gooit een ruit in en je wordt bedolven onder het glas, je verbuigt een verkeersbord en dat zwiept dan terug in je gezicht. Zero tolerance.

Je spuit wat teksten op een schutting en het speciale hout van de schutting maakt een blauwe smurf van je. Net goed.

Je steekt een autoband lek en er stroomt lachgas in je gezicht of, beter nog: je steekt een oud vrouwtje in haar buik en er spuit bloed in je gezicht. Lekker puh.

En er moet ook harder worden opgetreden tegen wildpoepers, want ook de grote boodschap wordt niet zelden in het openbaar gedeponeerd. Voor mijn part wordt daar zó hard tegen opgetreden, dat de hele stad straks vol zit met bange schijters. Zet de druk er maar op.

Nou, nou, nou. Gaan wij niet een beetje te ver, mijnheer Bras? Zijn wij niet zelf ook jong geweest, mijnheer Bras? En hebben wij toen altijd de verleiding kunnen weerstaan met de blaas vol afgewerkt bier, mijnheer Bras? Als de druk te groot werd, mijnheer Bras?

Oké klaar, ik vraag me alleen nog af of terugplasverf niet een te lang woord is, kunnen we het niet gewoon spatlak noemen? En ook vraag ik me nog af of het juridisch allemaal wel waterdicht is, een wildplasser zonder tussenkomst van een rechter meteen fysiek bestraffen. Maar daarover zal ongetwijfeld nog wel een keer aan de bel worden getrokken door een gehaaide advocaat.

Zo’n zeikerd.

 

5. jun, 2015

Drankegel

Oké, het is zover. In Arnhem is een dronken egel aangetroffen. Had zich bezat aan een kapot gevallen fles advocaat. Een dier aan de drank, daarmee is het toppunt van de humanisering van het Nederlandse dier wel bereikt.

Er liggen tegenwoordig in onze huiskamers knuffelbiggetjes te knorren op de poef, er rennen konijnen los door de kamer en dan hebben we het nog niet eens over de begerig kwijlende hond, de territoriumpiesende poes, het kabelknagende ratje of de rondschijtende cavia. Zó leuk voor de kinderen.

Er zijn hondenbroekjes te koop om de labradoedel of de chiwawa wat menselijker te laten lijken en er staan op internet foto’s van zoenende huisdieren met mensen -en dan niet gewoon een kusje, hè, maar echt tongen. Vol op de bek!

Ik zeg dat nog maar even, want je zal de mensen de kost moeten geven die met hun dier zelfs slapen in bed! En ik wil beslist niet weten wat voor bestialiteiten er na die tongzoen nog meer plaatsvinden, maar ik denk weleens: hoe lang duurt het nog voor ons een nieuw wezen zal worden geopenbaard: de hondmens, de geitmens of de konijnmens. Niet zo gek toch? Voor wie graag groots denkt, de olifantman. Of, voor wie van zwemmen houdt, het viswijf.

Als je bedenkt dat wij ooit zelf aapmens waren, waarom zouden we dan ook niet terug kunnen evolueren? Ik zie de oude Darwin in gedachten al knikken. Denk eens aan de voordelen van zo’n nieuw mensdier: je kunt gewoon hetzelfde voer eten, je laat ’s avonds elkáár uit en als je wat oploopt kun je hup, samen in de mensdierenambulance.

Misschien maak ik van een mug een olifant, maar ik wantrouw zogenaamde dierenliefhebbers, die doen alsof dieren mensen zijn of sterker nog: belangrijker dan mensen. De ergsten dwingen wanhopige professoren om proeven te doen op doodzieke baby’s, omdat ze dat niet mogen doen op muizen; want dat is inhumaan. Liever moet dat kleine kind dood, want dat is maar een mensje. Ongenuanceerd? Jazeker. Zo ongenuanceerd als een egel met een drankkegel.

Het schijnt weer goed te zijn gekomen met onze gestekelde pimpelaar in Arnhem. Gelukkig maar: dieren moeten geen mensendingen drinken, al was het alleen maar om te voorkomen dat de poes een ongewenste kater krijgt.

Natuurlijk moeten dierenuitwassen keihard worden aangepakt.

Want heus, dieren zijn leuk en soms zijn ze zelfs om op te vreten. Maar laten we wel één ding afspreken: mensen zijn dieren, en als ze gaan drinken ook wel eens beesten… maar dieren zijn géén mensen, wat zullen we nou krijgen! Eigen ras eerst!

 

29. mei, 2015

Onderzoek

Slecht slapen maakt dik. Mieren gebruiken hun kaken als springveer. Tweetaligheid is goed voor je hersens. Allemaal waar. Daar is onderzoek naar gedaan.

Maar ook als het niet waar is wordt het vanzelf waar, door dat ene zinnetje: daar is onderzoek naar gedaan. Je hoort het veel in praatprogramma’s op radio of televisie en ook tijdens ouwehoersessies in de kroeg. Vrouwen worden tien jaar ouder dan mannen, dat is bekend. Hoe hoger de rekening, hoe hoger de fooi, wist je dat niet? Daar is onderzoek naar gedaan.

Je zegt het met een stalen gezicht en je trekt er een veelbetekenende blik bij. Niemand die zich daarna nog afvraagt welk onderzoek dat is, wanneer het is gedaan en door wie dan wel.

Het is de makkelijkste manier om je omgeving te overtuigen van je gelijk, Ah, het is onderzocht! Tja, dan moet het wel waar zijn. Maar hoogst zelden staat er een stemmingbedervende wijsneus op die zegt: O ja, onderzocht? Door wie, wanneer en waar?

Ik denk weleens dat sommige onderzoeken slechts dienen óm  de kroegpraat gaande te houden. De meeste mensen vinden het niet leuk om een broek te passen waar hun moeder bij is, wist u dat? Daar is onderzoek naar gedaan.

Ja, en wat dan nog? Een wetenschapper met teveel onderzoeksgeld en zonder hobby concludeert iets, bijvoorbeeld dat een rioolrat het af en toe ook weleens doet met een Romeinse mol. Daarvoor heeft hij dan drie jaar lang in weer en wind onder een rafelig parapluutje op een krukje gezeten in een omgeploegd aardappelveld. (Die wetenschapper, hè, niet die rat.) En met een opmerkelijk resultaat, daar kijken we van op. Goh, die rioolratten toch.

En dan volgt onveranderd aan het eind de conclusie: nader onderzoek is vereist. Vrij vertaald: geef me nog wat geld en ik zit nóg drie jaar te klappertanden op mijn kruk in dat aardappelveld.

Nou is het ook makkelijk om in de kroeg de belezen stamgast uit te hangen, door te zeggen dat iets onderzocht is, want er is vrijwel niets meer niet onderzocht. Ik heb daar wat eh... onderzoek naar gedaan. Een greep uit de afgelopen maanden: Kinderen met een autoritaire opvoeding ontsporen vaker. Er is een verband tussen bewegen en cognitieve vaardigheden. Kauwen is goed voor je geheugen en je stemming.

Er heeft zelfs iemand uitgezocht dat preventief onderzoek meestal helemaal niet nodig is. Tenminste, dat blijkt uit zijn onderzoek.

De slaapkamer is ook populair bij onderzoekers. Teveel seks maakt mensen ongelukkig, zegt een recent Amerikaans onderzoek. En volgens wetenschappers in Cambridge verdienen mensen die twee á drie keer per week seks hebben 4,5 procent meer dan mensen die maar hoogstens één keer per week van bil gaan.

Ik zei dat tegen mijn vriendin, ze keek me onderzoekend aan. ‘Betekent dat, dat je van veel seks rijk wordt, maar ongelukkig?’ vroeg ze. Ik vrees dat nader onderzoek gewenst is.

Het schijnt ook dat 70 procent van de columnisten het grootste deel van de columnteksten uit zijn of haar duim zuigt. Nee, echt waar! Hoe ik dat weet? Daar is eh…

Inderdaad.

 

 

23. mei, 2015

Maestro, muziek!

Ik heb niets tegen muziek, sterker nog: ik hou van muziek, van Chopin tot Sjakie Schram, ja zelfs Volendamse meuk kan ik zo nu en dan waarderen, al ligt daar wat mij betreft wel de ondergrens.

Heus, ik ben geen grumpy old man, maar vorig jaar had ik een gezondheidsprobleempje, iets met mijn oren. En gelukkig is dat weer overgegaan, maar in die tijd heb ik pas goed gemerkt hoe de ongevraagde muziek het openbare leven in Nederland is ingeslopen. Het is onontkoombaar. De steeds hardere muzak in supermarkten, de oorverdovende hiphop in hippe kledingshops, de rijmelende raps in koffiebars, de niks-aan-de-handmuziek in vliegtuigen en de stemmingsbepalende deuntjes in restaurants.

Het is ooit begonnen in Londen, waar in de jaren zestig hippe kledingwinkeltjes zonder deuren muziek gingen draaien; vervolgens heeft die gewoonte zich in een halve eeuw als een olievlek uitgebreid naar elke ruimte waar iets menselijks beweegt.

Ik heb laatst in een restaurant tot drie keer toe de bestelling moeten herhalen, omdat de dienster van dienst het niet kon verstaan door het hoge volume van haar eigen zaak-muziek. Ik zag dat die zaak sinds kort leeg staat.

Ik was kort geleden op een vrijdagavond tot mijn verbazing de enige klant in een supermarkt en toen ik de cassière van dienst vroeg waarom het zo stil was, antwoordde zij: ‘Oh, sorry, meneer…‘ -en zette de muziek aan.

Ik logeerde onlangs in een hotelkamer aan de terraskant, waar van ’s morgens acht tot ’s avonds elf buiten populaire muziek werd gedraaid, voor de sfeer op het al die tijd lege terras.

Zouden dat restaurant, die supermarkt en dat terras met reden leeg zijn gebleven? Want ze doen het voor zichzelf hè, die muziek, niet voor de klant. Ze doen het voor de vakkenvullers en de kassameisjes, de verkopers, het keukenpersoneel, de receptionisten en de obers –en daarom hoor je ook hun muzieksmaak en niet de jouwe.

Het zal je smaak maar niet wezen. Maar ook als ik van hardrock hou, wil ik daarnaar luisteren op een tijdstip dat mij uitkomt en als ik ervoor in de stemming ben. En als ik klassieke muziek wil horen ga ik wel naar het concertgebouw of ik zet een concertzender op. En als ik dance, trance of andere dreunmuziek wil ondergaan, dan ga ik naar een dreunfeest en headbang me tot ik bewusteloos ben of tot mijn pilletjes op zijn. 

Maar ik wil dat niet ongevraagd horen om negen uur ’s morgens in een supermarkt, een winkel of een hotel.

Oh, ik zie dat ik al te lang aan het woord ben. Eén geluk: mij kun je uitzetten.

Maestro, muziek!