28. aug, 2015

No kids allowed

Kleine kinderen verbieden in restaurants, moet dat kunnen in Nederland? Volgens de actiegroep No Kids Allowed wel en daarom woedt er nu een verbitterde strijd op sociale media tussen voor- en tegenstanders.

‘Bent u zelf nooit kind geweest soms?’ vraagt een zwaar beledigde ouder. ‘Als je geen kinderen kunt opvoeden, maak ze dan niet,’ luidt een van de kribbige antwoorden. Waarna partijen overgaan op termen als kutkinderen! aan de ene en vuile Hitler! aan de andere kant.

Ja, er ís wat leed als je 't weet.

Maar wat is er nou zo vervelend aan kleine kinderen in een restaurant? Nou, ze spelen. Ze rennen en ze vliegen, ze jengelen, ze schreeuwen. Maar vooral: de ouders grijpen niet in. Die zijn te moe, ze zijn het thuis ook gewend of ze vinden gewoon dat het moet kunnen -een erfenisje van de anti-autoritaire opvoedingsgolf uit de vorige eeuw; de tijd dat zijzelf bij de visite op de tafel stonden te dansen -en hún paps en mams zeiden daar niks van.

Moest kunnen.

Kinderen zelf kun je niets verwijten. Voor hen ís de wereld één grote spannende speelplaats. Zeker als niemand hun heeft verteld dat het voor andere mensen vervelend is, als er ook buiten speelplaats of schoolplein geschreeuwd en gerend wordt. En in een restaurant kun je onder tafels kruipen, je achter mensenbenen verschuilen of met een snottebel onder je neus een praatje aanknopen met een andere gast, die net met hand en vork een oester naar binnen probeert te schuiven.

Nou zijn er restaurants waar kinderen meer dan welkom zijn. Pannenkoekenrestaurants. Of Mac Donalds, Wimpy’s en Burger Kings. Daar worden ze gillend van pret zo dik gevoerd dat het een wonder is dat ze nog kunnen rennen. Maar in Australië, de VS en nog wat andere landen noteren speciale kindvrije restaurants inmiddels sterk verhoogde omzetten.

De ouders van jengelend kroost vinden dat de kinderzuurpruimen wel wat toleranter mogen zijn, want het zijn nog maar kinderen, toch? Later, als ze groot zijn, dan kunnen ze nog lang genoeg in een keurslijf lopen. Tegelijkertijd zit daar misschien wel de grootste zorg: heel vervelende kinderen die denken dat ze alles mogen, groeien op tot heel vervelende grote mensen die denken dat ze alles mogen. Soms via de tussenstations voetbalhooligan, relschopper of straatterrorist.

Steeds meer vliegmaatschappijen laten geen kinderen meer toe in bepaalde delen van het vliegtuig, omdat de helft van hun passagiers zich ergert aan slecht opgevoede kinderen. Wie kent niet zo’n Pietje Bell achter je in het vliegtuig, die uit verveling aan je haren begint te trekken. De ouders voeren dan meestal een excuusgesprek, niet met jou, maar met het kind -en op extra luide toon, zodat het slachtoffer het goed kan horen. ‘Wat doe je nou, die meneer zijn haarstukje van zijn hoofd trekken? Dat mag je niet doen hoor! Geef terug, geef maar terug dat haar aan die meneer. Nee, niet mee gooien!’

Waarna een volgende passagier opschrikt uit een dutje, omdat er een toupet met kracht op zijn hoofd landt. Pas dan komt er –soms- een gemompeld excuus met meestal nog een verzachtende omstandigheid erbij. Zoals: ‘Och, hij is aan slaap toe’.

Ouders van kinderen die alles mogen, lijken wel een beetje op doorgeslagen hondenbezitters, die, als hun lieve viervoeter weer eens kwispelstaartend het kruis van je nette broek staat te bekwijlen, roepen: ‘Oh sorry, hoor. Dat doet ie anders nooooit!’ Ik ken iemand die zo’n kruizenruiker meteen een gerichte karatetrap verkocht en toen het beest jankend wegliep, uitriep: ‘Oh sorry, hoor, dat doe ik anders nooooit!

Kijk, het vliegtuigettertje is nu bezig om de stoelzitting te slopen en watervlug als ie is probeert ie daarna kruipend het karretje van de stewardessen nog even te kantelen. Dan volgt een verantwoorde pets van de vader, waarna het gejengel overgaat in gekrijs, zodat iedereen er last van heeft en de onvermijdelijke kindervriend in het toestel zich omdraait en roept: ‘Moest dat nou? We zijn toch allemaal jong geweest?’

Jazeker. En kinderen zijn geen honden en ik ben óók gek op kinderen, echt waar. Maar ze moeten niet in mijn kruis kwijlen. En van mijn toupet afblijven.

21. aug, 2015

Buitenlanders

Vorige week was tante Corry over uit Australië, zestig jaar geleden voor het laatst in Nederland geweest en al die tijd gewoond in een nogal afgelegen Australisch dorpje. Ze keek hier rond met de ogen van iemand van zestig jaar geleden.

‘Waar is de oude haven gebleven?’ vroeg ze dan. ‘En waar zijn de weilanden? Ik zie alleen maar huizen!’

Ik snapte dat ze een sprongetje in de tijd moest maken en legde haar geduldig uit dat dingen veranderen, in zestig jaar. Ze was nu zelf toch ook 81 en geen 21 meer?

Ze knikte. ‘Wie zijn al die vreemde mensen?’ vroeg ze toen.

‘Vreemde mensen?’

‘Ja, die bruine mensen en die zwarte mensen -en wat hebben ze rare kleren aan!’

‘Dat zijn mensen uit andere landen, tante Corry...’

‘Zijn die hier op vakantie dan?’

‘Nee, tante, die wonen hier.’

Ze zette grote ogen op. ‘Wónen, hier? Oh, vandaar zeker ook al die winkels en restaurants met rare buitenlandse dingen!’ gooide ze er hoofdschuddend overheen.

Ik begon omstandig de voordelen van een met geassimileerde nieuwkomers ontstane multiculturele samenleving uit te leggen, maar tante had kennelijk het internationale nieuws nooit opstaan daar in de zandvlakte van Australië. ‘Zoals de Aboriginals bij u in Australië’, probeerde ik nog. ‘Nou ja, die waren er natuurlijk eerder, maar…’

‘What? Aboriginals? Wat is dat nou weer?’ antwoordde ze. En toen: ‘Het lijkt wel of Nederland bezet is!’

Ik schrok van haar woorden.

‘Bezet?’

‘Ja, bezet’, bitste ze, ‘door een bruine bezettingsmacht.’

Ik keek snel om me heen of niemand dat had gehoord en legde haar wanhopig uit dat de meeste Nederlanders dat zo niet zien, dat die moskeeën waar ze met open mond naar keek, ook best gezellig waren, en dat de kerken immers toch langzamerhand leeg waren komen te staan, dat daar appartementen van zijn gemaakt, en soms zelfs supermarkten of boetiekjes.

‘En de Keukenhof en zo, Madurodam, de Efteling…?’ Ze keek me benauwd aan, maar op dit punt kon ik haar geruststellen.

Allemaal nog in tact.

Ze zeeg neer op een bankje in een plantsoen en zuchtte. ‘Dit is mijn land niet meer’, zei ze toen. ‘Ik dacht dat alles zo gebleven was als toen, in 1955. Ik had nog ergens stiekem de hoop dat ik hier, als ik écht oud word, zou willen sterven.’ Ze trok een vies gezicht. ‘Maar dat gaat niet gebeuren, nu ik dit zie. Straks gaan ze me nog ritueel verbranden!’

Een busje met Bulgaren stond stil op de weg om een praatje te maken, een groepje jongens met een gettoblaster trok hiphoppend voorbij, even verderop passeerden drie vrouwen met een hoofddoek om.  We liepen door een straatje met een halal slager, een Russische kruidenier, een Turkse bakker en een Afro-kapper.

‘Weet je wat het is’, verzuchtte ze toen. ‘Ik voel me hier een buitenlander.’

‘Maar dat bént u ook!’ hield ik haar voor. ‘U bent Australische geworden.’

Toen keek ze me aan en er glom een traan in haar oog. ‘Nee’, zei ze toen mat. ‘Dáár ben ik geen Australische, daar ben ik ook een buitenlander...’

14. aug, 2015

Robotseks

Seks met robots is binnen vijftig jaar heel normaal. Ik loop over het overvolle strand in Zandvoort en die ene zin blijft door mijn hoofd spelen. Binnen vijftig jaar. Heel normaal. Seks met robots.

Ik struikel bijkans over drie topless zonnende, zeer geblondeerde dames met borsten die zeer onecht rechtop staan. Siliconen. Lippen die zeer onecht dik zijn. Botox. Ernaast hangen mannen rond met volgekalkte inktlijven. Ik hoor vervaarlijk gerinkel van ijzeren versieringen, vastgepind aan oren, neus, tong, lippen, wenkbrauwen, navels en ook in lichaamsstreken waar doorgaans de zon niet schijnt.

Hoeveel is eigenlijk nog echt aan deze mensen?

De uitspraak over toenemende robotseks is van Helen Driscoll, psychologe aan de universiteit van Sunderland. Het is onontkoombaar, zegt zij, want een robot biedt straks betere seks dan het heftigste gerollebol met je menselijke partner. Het zijn háár woorden, hè, en ik ken haar echtgenoot niet, if any, maar het idee is wel aanlokkelijk, zo’n robotvrouw die nooit hoofdpijn heeft of zo’n robotman die geen slappen tijden kent.

Nou hoor ik u denken: getver… seks met zo’n enge machine, wat moet ik ermee! Maar dat komt omdat u nog niet in de juiste mind set bent. Wij, ikzelf voorop,  denken bij robots nog teveel aan Archie, de Man van Staal of aan Arnold Schwarzenegger of aan een eng bewegend apparaat, dat je de krant of je koffie komt brengen.

Maar we moeten omdenken, naar robots in de vorm van net echte mensen, mannen en vrouwen, die doen wat echte mannen en vrouwen doen. Er moet volgens mevrouw Driscoll alleen nog even worden gewacht tot die robots nog meer menselijke trekjes kunnen vertonen en daar wordt hard aan gewerkt.

In Japan hebben ze al apparaten waarop de mannelijke mens zich kan uitleven, oké: nu nog veredelde melkmachines, maar de vervrouwelijking komt eraan. En de Jappen wijzen erop dat dit ook een uitkomst kan zijn voor bijvoorbeeld mensen met een lichamelijke beperking, want die willen ook weleens wat anders dan de scootmobiel oppoetsen.

Ik weet wat u denkt: die columnist toch, grapjas dat ie is. Maar ik citeer serieuze wetenschappers en fabrikanten hè. Een Nederlands bedrijf, Kiiroo, maakt vrouwelijke dinges waarin mannen hun mannelijke dinges kunnen stoppen zonder dat ze het verschil merken met een echte dinges. En andersom. Dus dan voelt de een wat de ander doet, zelfs via internet -aldus de enthousiaste directeur, die gelooft dat hij hiermee een gat in de markt aanboort.

Weer een ander bedrijf, FriXion, maakt mogelijk dat mensen via internet elkaar kunnen betasten door middel van haptische apparaten. Het varieert, ik citeer: van elkaars hand vasthouden en zoenen tot volle penetratie – ongeacht waar op de wereld de partners zich bevinden. Hallo Nieuw-Zeeland.

Haptische, virtuele en reality platforms zoals de bril van Google veranderen radicaal de manier waarop we seks gaan hebben en over seks denken –het is binnenkort al zomaar mogelijk om een trio te hebben waarbij één van de drie überhaupt niet eens bestaat! Heb ik nog wel een vraagje: is seks met een apparaat, of voor de kinky swingers onder ons met twee apparaten, te definiëren als vreemdgaan?

Maar goed, dat zijn zorgen voor later. Voorlopig heeft de vermenselijking van de robot nog een lange weg te gaan. Al denk ik hier, rondkijkend op dat strand van Zandvoort, dat de omgekeerde ontwikkeling dus ook niet onderschat moet worden. En niet alleen door wat we nu al aan de buitenkant van het lichaam kunnen zien aan kunststukjes. Want ik heb het nog niet eens gehad over onzichtbare hulpstukken, zoals daar zijn pacemakers, schroeven en platen, implantaten, lenzen, gehoorapparaten of kunstheupen

Deze maand nog kwam Robert Jacob van de Universiteit van Massachusetts met de Phitlter, dat is een hoofdband die de mentale toestand van de gebruiker afleest en op grond daarvan bepaalt of die gebruiker gestoord kan worden voor een berichtje. Of voor seks, zou de man van Helen Driscoll kunnen roepen vanachter zijn krant.

Ik wil maar zeggen: de robotisering van de mens -dat gaat geen vijftig jaar meer duren.

7. aug, 2015

Tekst

Amsterdam krijgt voorlopig geen hot tugs in de grachten.

De wát?

Hot tugs.

Dat zijn badkuipen met hout gestookt warm water erin waarmee je kunt varen, maximaal vijf kilometer per uur. Het is een Nederlandse uitvinding, van een Brabantse kunstenaar en er zijn al een paar andere plekken waar ze ermee varen, zoals in Londen -een dorp ten westen van Amsterdam.

Maar in Amsterdam mag het voorlopig niet, want er is tegen geprotesteerd door binnenstadbewoners en de rechter vind ook dat het nog maar even niet moet. De gemeente moet de vergunning opnieuw gaan bekijken.

Wel gek, want de hot tug past naadloos bij de pretparkerisering van onze geliefde hoofdstad. Je kunt daar in een weekeinde straalbezopen jongeren uit de provincie aantreffen op een bierfiets, dat is een rijdend café, met een tapinstallatie en barkrukken voortgedreven door trapbewegingen en bedoeld om comazuipers een fijne vrijgezellendag te bezorgen met de oude binnenstad als decor.

Maar er is enige vrees voor aanvaringen met de sinds kort ook al ronddobberende waterbierfiets (inderdaad een variant maar dan drijvend) of rondvaartboten. En de binnenstadbewoners zijn tegen omdat ze van het centrum van Amsterdam geen pretpark willen maken.

Niet dat er ook maar iemand in Amsterdam zou opkijken van deze nieuwste attractie. Naast de borrelbussen, fietstaxi’s, discobussen en ander ludiek vervoer wordt je op straat ook nog uit je broek geblazen door langsrazende ligfietsers, snel scheurende rolschaatsers en bejaarden in ANWB-jacks op veel te snelle elektrische fietsen. Je bent je leven ook niet meer zeker in de wachtrij voor het Rijksmuseum of het Anne Frankhuis als daar de Segway City Tour enige malen per dag langsfietst, een stuk of acht mensen die rechtop staand op een tweewieler pompend de stad bekijken. Het wachten is op het moment dat er zo’n rijtje rechtop de gracht in kukelt, en ja… dan moet daar niet toevallig zo’n hot tug langs drijven.

Met daarin schaars geklede mensen, want dat moet ik er nog wel even bij zeggen. Vrouwen in bikini die kushandjes strooiend langs de wallen drijven, naast moderne mannen in een tanga die zich bij elke overkapping onder de Brug der Zuchten wanen. Te ordinair! Een stoot onder de grachtengordel,  za'k maar zeggen. Nee, Amsterdam moet geen pretpark worden, zeggen de binnenstadbewoners, vooral die op de wallen. Of is het dat al?

Neem van mij aan, die hot tugs komen er heus wel, maar pas na de zomer, als de kleding wat dikker moet. Een beetje schipperen met de regels en dat komt wel goed. En bedenk dan meteen een nieuwe slogan voor de qua historie en oude monumenten mooiste stad van ons land, iets met grachten, water, boten…

Ik heb wel een suggestie: Amsterdam, vaar wel.

31. jul, 2015

Oude woorden

Teneinde in onbruik geraakte vocabulaire pareltjes te behoeden voor vergetelheid heb ik onlangs getracht een groepje ronddrentelende jongelui in dit opzicht enig onderricht te geven. Flierefluitende adolescenten waren het, zonder noemenswaardigge pecunia,  in de leeftijd waarop vleselijke lusten en andere puberale behoeften zich vrijmoedig beginnen te manifesteren.

Ik schoot deze jeugdige kornuiten, veelal met een kommervol puberaal leven, aan bij een aanpalend etablissement. Zij frequenteren dat met enige regelmaat om vreemdgeurende rookwaren aan te schaffen, met een omineus omvangrijk uiteinde, benevens aanverwante eigentijdse versnaperingen.

Aanvankelijk wierpen deze ongeletterde vlerken elkander een steelse, doch misnoegde blik toe, daar zij bevroedden dat ik een afgezant was van de hermandad  of een andere huns inziens gezagdragende kwelgeest. Zo’n veldwachter, die hun liederlijke strapatsen daar kwam verifiëren.  Zij vreesden een fikse uitbrander.

Edoch,  ik won in een oogwenk hun vertrouwen en toen ik hun uit pure geestvervoering een bloemlezing offreerde uit mijn ouderwetse vocabulaire, waren ze bijkans stupéfait: ze doorgrondden nauwelijks een woord van weleer! 

Teerhartig als ik ben, poogde ik deze jongelingen een gratis college te geven aangaande het zieltogend bestaan van oude woorden en ik moet zeggen: telkenmale hoorden zij mij leergierig aan. Op hun pokdalige gezichten prijkte somtijds zowaar een glimlach, ofschoon een enkele pummel de stoere blik prevaleerde van de rechtgeaarde rouwdouwer.  Ze vonden waratje het door mij gedebiteerde standpunt te billijken, dat de teloorgang van het oude Nederlands moet stoppen.

Al dreigde een ogenblik tweespalt in de groep, toen de niet van muzikaliteit gespeende bolleboos onder hen in de contramine ging en bruusk weeklaagde dat deze woorden niet in een rap geplaatst zouden kunnen worden.

Dank je de koekoek, zeg!

Persoonlijk acht ik de gemiddelde rap van een buitengemeen inferieure kwaliteit, die ons moeizaam verworven cultuurgoed naar de barrebiesjes helpt. Het taalgebruik vind ik dikwerf weinig fijnbesnaard, en somtijds zelfs deerniswekkend, deplorabel en degoutant. Met veel aplomb wordt onder Angelsaksische invloed gebabbeld en wordt badinerend geginnegapt over historische Nederlandse woorden, als zouden die slechts passen in eeuwenoude, beduimelde geschriften.

Getroebleerde taalcrapulen als rappers verdienen billenkoek met hun eenzijdige geneuzel! Hun taalkundige gewauwel is een gewrocht, het is gruwzaam gezever, dat met gezwinde spoed faliekant aan gruzelementen moet worden gehakt.  Heremejee, zulk soort taalgladjakkers maken onze genoeglijke archaïsche vocabulaire kapoerewiet!

Maar ik versaagde hieromtrent niet en ontkrachtte ijzerenheinig, kloekmoedig en zonder verder bakkeleien de opspelende wederzijdse verbolgenheid; middels een onverveerd voorbeeld van een zwierige rap, een vers dat ik lardeerde met bijkans verdwenen woorden en dat wis en drie kon wedijveren met de meest aanvallige eigentijdse raps.

De hele bups haalde daarop onverwijld, maar bedremmeld bakzeil en goed geluimd nam ik de kuierlatten - opgelucht dat ik mij niet had laten ringeloren. En toen ik weg beende deed ik de jongelieden monter kond van mijn voornemen om over deze samenkomst als de wiedeweerga  te zullen berichten in mijn eerstvolgende gesproken epistel voor deze onvolprezen radiofonische emissie.

Waarvan akte.