Willy van Nassouwe
De Dichter des Vaderlands, Anne Vegter, heeft gesproken: het Wilhelmus is hopeloos verouderd, die ouwe meuk moet op de schop.
Ik zeg het maar even in mijn eigen on-poëtische woorden en die kant moet het ook uit. Eigentijds moet het worden, qua tekst en muziek. Het is een volkslied per slot van rekening.
Vegter gaat overleggen met deskundigen, zegt ze, over de eisen waaraan een moderner volkslied zou moeten voldoen. Tja. Als je dat doet krijg je weer zo’n John Ewbanks-horrorlied, wie je van weet dat je niet zal scoren. Of zo’n rijmwoordenboek-rap. Of iets hoogdravends zonder komma’s en hoofdletters in een woordvolgorde die de gemiddelde voetbalinternational in de rooie vlekken drijft.
Want dat is waar we het voor doen, hè, voor de voetbalinterlands. Gespeeld wordt het volkslied ook wel, als de koning ergens uit de koets komt of als we als natie iets hebben gewonnen; maar de melodie, daar ga ik niet over, dat moet Tonny Eijk maar doen, of zo’n überhip DWDD-bandje. Qua tekst heb ik wel een mening.
Elke voetbalinterland weer zien wij met kromme tenen hoe onze oranjejongens zich, strikt in de houding, stukbijten op onmogelijke zinnen vol Duitsen bloed en dood. Of doed, anders rijmt het niet:
Check dit:
Wilhelmus van Nassouwe
ben ik, van Duitsen bloed,
den vaderland getrouwe
blijf ik tot in den dood.
Een Prinse van Oranje
ben ik, vrij, onverveerd,
den Koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.
Inderdaad, hopeloos verouderd, dit is zó tachtigjarige oorlog, zó CreaBea… ‘We zijn een ander volk geworden en onze maatschappij is erg veranderd’, trapt Anne Vegter een open paleisdeur in. Dit is niet meer uit je bek te krijgen, bedoelt ze en ik snap die voetballers op het veld en die fans op de tribune wel, als ze onzeker stamelend het volkslied, hún volkslied uit hun strot proberen te persen. Tegelijkertijd wordt bij Feijenoord Geen woorden maar daden wél uit volle borst meegebruld en zingen bij het Ajax-strijdlied Bloed, Zweet en Tranen 50 duizend Amsterdammers hun kelen schor. Kwestie van de juiste tekst op de juiste plaats.
Die teksten zijn dan ook ooit gemaakt door de volkszangers Jaap Valkhoff en André Hazes (‘Ik stond op het perron/ik dacht dat ik je kon’) (‘Hoezo niet goed, pik, het rijmt toch?’) Rechttoe recht aan, en zo hoort het.
Makkelijk gezegd allemaal, ik hoor het u denken. Maak dan zelf eens wat, man.
Nou, het is dat u zo aandringt...
Kijk, de weg is al geëffend door Sander van de Pavert, die met Lucky TV van onze koning Willem-Alexander de cultfiguur Willy heeft gemaakt. Een man met een Haags accent, die normaal doet. Het koningshuis heeft er een boost van gekregen van heb ik jou daar. Populariseren, daar gaat het om. Of, in de woorden van Joop Visser: het gaat om wat je samenbindt en niet om wat je scheidt.
Taalkundig gezien moeten de rijmwoorden ongeveer dezelfde klank houden als die in het hopeloos verouderde Wilhelmus en natuurlijk moeten die al net zo kenmerkende uithalen erin blijven.
Zei ik nog Wilhelmus? Excuus. Willy van Nassouwe moet dat zijn.
Krijgen we dit:
Mijn Willy va-han Nassouwe
die doet het supergoed
Hij valt op mooi-ho-hoooie vrouwen
van Argentijnsen bloed
Dan gaan we omhoog met de melodie, ik hoor het volk in de Johan Cruijff Arena of de Nieuwe Kuip al meebrullen, staande, verenigd, met de pet c.q. de hoofddoek in de hand.
Eé-heen pilsje dan…
zo’n kouwe…
krijg ik van hem steeds weer
Het zo-hoho-hooon-tje van….
die ouwe...
is een hele toffe peer
Gejuich, fluitsignaal, klaar. Modern koningschap, het is niet anders. Kijk eens naar al die spandoeken!
Je suis Willy.