17. mei, 2016

Sketch voor zes dames aan een tuintafel

‘Zeg... die jongen die het songfestival won, hoe heet ie ook alweer… Bob?’

‘Bob, ja Bob…geloof ik..’

‘Nee, Bob, dat was toch zijn achternaam?’

‘Nou ja wat maakt het uit, je weet toch wie ik bedoel? Hij heet net als mijn neef, of heette die nou Rob…’

‘Wie?’

‘Nou, die Bob. Van het songfestival! Jij nog wat nootjes?’

‘Hoe heet die van achteren dan?’

Ja, eh nou…, eh dinges… Hij heeft zo’n jongenskop en van die vreemde ogen, net als die Rob van het songfestival..

‘Bob…’

‘Ja dat zeg ik, Bob.’

Zes meisjes van boven de vijftig aan een tuintafeltje in de schaduw. Er staan wijntjes op tafel. En nootjes. Ze snappen doorgaans snel wat de ander bedoelt. Alleen die namen... Hoor, het gaat nu over een acteur.

‘Die acteur uit dinges... die met dat grijze haar.’

‘Ja dat hebben er zoveel!’

‘Hij speelde in De Lift en ook in Flodder geloof ik, of was dat iemand anders? Die Limburger!’

‘Ja, wacht ik weet wie je bedoelt, hij deed ook mee in die tv-serie Met de muziek mee of zoiets, over de revue.’

‘Ja meid, wat een goeie serie was dat, hè! Hij speelde de vader van die jongen. Toch?’

‘Ja, of een oom. Grijs haar, een beetje klein en vierkant, wat jij net zegt. ‘

’En hij loopt altijd zo met zijn borst vooruit.’

‘Precies! Alleen die náám...’

‘Iets met een H erin, dacht ik.’

‘Nee, met een B, volgens mij. En zijn achternaam lijkt op Verstappen. Henk, Harry?’

‘Hij speelde ook een theatervoorstelling over de verschillen tussen mannen en vrouwen, stond ie in zijn eentje op het podium.’

’Ja, Mars en Venus heette dat… geloof ik.’

‘Goed deed hij dat, hè. Ik sta trouwens droog, meiden!’

‘Maar hoe héét hij nou, hè verdorie!’

‘Ja, dinges, Stappen of zo ja. Ik weet precies wie je bedoelt, kind, ik zie hem zo voor me.’

‘Zullen we de naam dan maar overslaan, laten we hem gewoon Dinges noemen. Wat maakt het uit, eigenlijk?’

‘Nee, helemaal niks, we weten toch wel wie of wat we bedoelen.’

Er wordt wijn bijgeschonken.

‘Maar toch, ik kan zó slecht nog namen onthouden, hè…’

‘Mijn dokter zegt dat het een stofje is in je hoofd. Dat zit in je geheugen. Dan ga je naar de keuken en dan denk je: wat ging ik ook alweer doen?’

‘Ja, dat heb ik ook!’

‘Is vrij normaal als je ouder wordt, hoor.’

‘Nou, volgens hem komt dat omdat dat stofje dan nog in de kamer is. Dan moet je even wachten en dat weet je het weer.’

Huib Stappen?’

‘Nee, niet Huib Stappen.’

‘We kunnen toch gewoon Dinges zeggen. Meneer Dinges…, uit Dinges!’

Gelach.

‘Meneer Dinges… weet niet wat swing is…’

Geschater. Klinken van glazen.

‘Da’s een ouwe hit, van Eddy Christiano! Of niet? ‘

‘Nee joh!’

‘Nee…, maar het was wel een Eddy, dat weet ik zeker!’

Eddy Dinges dan maar.’

‘Ja. Uit Dinges.’

Gegiechel.

‘Luister, meiden, we blijven hier rustig zitten en wachten. Net zolang tot dat stofje langskomt. Proost!’

3. mei, 2016

Columnisten die scoren

Nederland is verdeeld. In twee groepen: een groep die columns schrijft en een groep die die columns leest.

Je hebt Theodor, Rob, Youp, Sylvia, Aaf, Claudia, Özcan (‘Je weet toch dat ik gezeten heb?’) Wilfried, Bert, Willem ('Verdikkeme nog an toe'), Thijs, Bas… Jongens en meisjes die hun hand niet omdraaien voor een gepeperde mening; zo eentje waar het volk wat mee kan. Bijvoorbeeld er lekker anoniem over Twitteren of Facebooken. De columnist dropt een keutel en het internetpubliek schelt in gebrekig Nederlands terug.

Beter nog is een keutel waar de volgende dag nóg over gesproken wordt. Of, het summum van de columnist, het walhalla van de stukjesschrijver: Kamervragen!  De PVV wil weten wat Ali B, ‘het schoothondje van de Marokkaanse koning’, heeft bezield toen die zijn column schreef ‘in een multicultikrant’, of Groen Links eist dat Rob H. zijn ‘Telegraafpraatjes over het milieu’ stopt. Jahaaa, dat zijn de momenten waarop de columnisten hun jas aantrekken en de straat opgaan. Applaus halen.

Een klasse apart was de afgelopen weken natuurlijk Ebru. Naar eigen zeggen dagelijks en persoonlijk gebeld door twee ministers en de premier! Attenooije, dan heb je in columnistenland je collega’s definitief het afvoerputje in geschreven, hoor! Zij vond het juiste recept: iemand beledigen, een machtig iemand, met een laag zelfbeeld. Kom er maar eens op. Een staatshoofd recht in de bek spuwen. Petje af.

De op slag kansloze collega’s broeden knarsetandend van jaloezie op een eigen statement, een column die óók gelezen wordt. Die aangehaald wordt in de Tweede Kamer! Pffffft. Te laat, losers.

Neem van mij aan: er wordt vanaf heden nog slechts meewarig gelachen als er Kamervragen komen; Twitter kan ontploffen van de haatmails, maar zelfs dat zou het niet meer halen bij deze respons: de halve regering die je belt, terwijl jij je op het balkon van  je zonnige appartement in een ver land superieur laat filmen met een bakkie inlandse koffie aan je lippen. Op de achtergrond de blauwe zee waarin Zeus zelf nog gezwommen heeft, als stier met Europa op zijn nek. Rechtstreeks, in het NOS Journaal! En net als je denkt dat het toch echt niet hoger kan, stijgt ze door tot ver, ver boven de wolken: de premier biedt haar persoonlijke beveiliging aan!

Game, set and match.

Op een zolderkamertje bijt Sylvana huilend op haar pen. Wat nu nog te schrijven in haar Viva-column, de deadline nadert. Zwarte Piet is opgeknoopt, negerzoenen en VOC zijn te 2015, what else? Een catfight aangaan met Ebru? Alle staatshoofden racisten noemen? Ze weet dat het geen zin meer heeft. Özcan gaat enkel nog mooie boeken schrijven, Thijs kruipt weer naast Andries, Claudia gaat lesbische moppen tappen. Slechts een enkeling durft nog door te gaan met columns. Iedere week zal en moet er iéts komen.

Misschien is dat wel het probleem. Een heel leger van columnisten moet telkens opnieuw met iets komen. Iets anders dan iemand anders. En er zijn heel wat iemand andersen die ook iets willen roepen.

Geloof het of niet, er staat op twittergids.nl een lijst met de honderd op Twitter meest gevolgde columnisten van het land, van Peter Heerschop, voormalig gymleraar, tot Reint Jan Renes, psycholoog en columnist van Trajectum. Op 96 staat it’s a mo! Design. Happy columnist webdesign moeder staat erbij. Nooit van gehoord, maar ik behoor dan ook niet tot de doelgroep.

En dan heb je nog de schrijver van dit stukkie.

Had weer eens geen onderwerp. Iedereen afgebeld, maar niemand wist wat. Gaat ie 628 woorden zitten te zeiken over andere columnisten. Nou, je hoeft geen profeet te zijn om te voorspellen dat daar geen Kamervragen over zullen komen. Geen telefoontjes uit Den Haag, geen jongens met license to kill in de bosjes bij de voordeur. Bedankt, Ebru.

Hoewel. Volgende week een nieuwe kans.

Iemand een idee?

26. apr, 2016

Bij de moderne apotheker

‘Wie was er dan?’ vraagt de donkerharige, witgeschorte dame met iets te luide stem achter Balie 2  van de apotheker. Een oude vrouw schuifelt naar voren ‘Van de Water’, mompelt ze. ‘Geboortedatum?’ vraagt de apothekersassistente. De vrouw mompelt een dag, een maand en een jaar uit een ver verleden en de baliedame kijkt in de computer.

‘Ik zie het al, u komt voor (onverstaanbaar Latijn)’.

‘Eh ja, ik kom net van de dokter en…’

‘Een ogenblikje, ik haal het recept.’

Achter haar zitten binnen drie meter nog zes cliënten op harde ijzeren stoelen lijdzaam te wachten op hun beurt en stiekem te hopen dat ze een andere assistente zullen treffen.

De baliemedewerkster/assistente is terug met een papiertje en roept naar de oude vrouw. ‘Zo, hier heb ik het. Bent u bekend met het middel?’ De vrouw kijkt gegeneerd om zich heen en fluistert: ‘Ja ik ken het van vroeger, maar…’

‘Waren er problemen? U kunt hier echt alles vragen hoor, daar zijn wij voor, dat is tegenwoordig allemaal inbegrepen in de prijs!’ Ze legt hardop uit dat apothekers tegenwoordig verplicht zijn om informatie te geven bij nieuwe medicijnen en hulpmiddelen die ze verstrekken. En hoe fijn dat is voor de cliënten. Die dat gesprek dan ook niet mogen weigeren. En het trouwens zelf betalen.

‘Het lkte m vrige keer niezo bst’, mompelt het vrouwtje en ze kijkt nog eens gegeneerd om zich heen. Net buiten  de comfortzone van nog geen twee meter luistert inmiddels een man of acht mee, al doet iedereen alsof er in de apotheek een heel mooi nieuw Michelangelo-plafonnetje te bewonderen is.

Er zijn nog twee balies en vanuit de spelonken van de pillendraaierij tript een andere assistente, een hipbebrilde volslanke vrouw van rond de vijftig, binnen. ‘Wie kan ik helpen?’ Ongelooflijk. Werken hier alleen maar dames met te luide stemmen?

Een iets te jeugdig geklede vrouw loopt naar haar toe. ‘Janmaat’,  zegt ze. Ik kom een recept halen voor Edina Janmaat.’

‘Geboortedatum?’

‘23 juli.’

‘23 juli. Van welk jaar?’

De vrouw kijkt even opzij en fluistert ‘Negtn vfenzvntig…’

‘Negentien vijfenzeventig?’ schalt het. Edina knikt en voelt zich tien jaar ouder.

 

Het is te druk, Balie 3 gaat ook open. En jongere blonde assistente helpt er een man van een jaar of zestig. ‘Als u een andere luier wilt voor uw incontinentie kan ik deze aanbevelen.’Ze toont een doos. Het lijkt vandaag wel gênante kwalen-dag. Maar niemand zegt wat, het blijft doodstil aan deze kant van de balie.

 

‘Dus u weet hoe u hem moet inbrengen?’ vraagt de donkerharige aan het oude vrouwtje, dat nog steeds ineengedoken voor de balie staat.

‘Nou…’aarzelt ze.

‘Het is toch voor uzelf, hè.’

‘Ja. Jaja…’

‘U moet zorgen dat hij er diep genoeg in gaat!’

‘Diep genoeg…’ herhaalt het vrouwtje toonloos. De stem van de assistente lijkt nog harder dan eerst, ze denkt misschien dat de klant een beetje doof is. ‘Als dat niet lukt moet u een beetje draaien, dat helpt!‘, schreeuwt ze. ‘En vaseline, ik zal er wat vaseline bij doen!’

‘Ja ja ja’, probeert het oude vrouwtje de bulderende extra informatie weg te kijken.

 

‘U kwam van dokter Van der Borst, vanwege het uitstrijkje?’ roept de andere assistente tegen de dame uit 1975. ‘Heeft u last van schimmel?’ Via een spiegel aan de wand ziet de hele, inmiddels overvolle wachtkamer de doodsangst in de ogen van de vrouw, maar ze geeft geen krimp.

‘Ja’, bevestigt ze zachtjes en je ziet haar denken: normaal doen nu, vooral normaal doen. Er zijn geen andere mensen bij. Echt niet.

 ‘Dan kunt u zich het beste een tijdje niet met zeep wassen op die plek. Driemaal daags innemen met water. En even geen seks hebben.’

De vrouw neemt twee doosjes medicijnen in ontvangst, fluistert: ‘Goed, dankuwel’ en haast zich naar buiten, sjaal over haar hoofd. De hele wachtkamer leeft met haar mee: Tjonge, schimmel en voorlopig geen seks, en dat op  je veertigste. Net als het voor jou ook een beetje lekker gaat worden.

Een jongeman in de wachtkamer kucht ongeduldig en slaakt een zucht. Het duurt ook wel erg lang allemaal.

‘Wie is er dan?’ gilt de luidste assistente als het oude vrouwtje kans heeft gezien om discreet naar de uitgang te sluipen, het hulpmiddel onder haar jas verbergend.

De jongeman treedt naar voren. Zijn  blik staat op brute woede. ‘Zeegers, met drie e's. 25 januari 1993’, zegt hij, nog voor ze het heeft kunnen vragen. Hij kijkt de assistente recht in de ogen: ‘Heeft u vannacht nog seks gehad?’ vraagt hij en de assistente krijgt een kleur. ‘En hoe staat het met de ontlasting? Poept u goed?’ knalt hij er luid overheen. ‘Anders zou ik een andere luier adviseren dan dat schuurding dat u nu draagt.’

Vijftien mensen staan, hangen of liggen inmiddels te wachten op hun beurt. En dan gebeurt er iets geks. De assistente wordt vuurrood en loopt boos weg. Maar aan de publiekskant van de balie wordt geapplaudisseerd, iedereen  gaat staan. En applaudisseert.

 

18. apr, 2016

Onze natuur

Het leven is er niet leuker op geworden, sinds er mensen zijn die geloven dat je iedereen moet doodschieten en jezelf moet opblazen om tot een fijne wereld te komen. Ze treden in de haatrijke traditie van brandstapels, onthoofdingen, kruisigingen, stenigingen en vervolgingen. Dan vielen die zwarte kousenkerkgangers van de vorige eeuw toch nog wel mee, niet? Die liepen hooguit een beetje in de weg als jij er op zondag met je fiets langs wilde.

Tegenwoordig kun je niet meer op een druk terras zitten, of in een theaterzaal of in een trein of in een vliegtuig, zonder besmuikt om je heen te kijken wie het zou kunnen zijn. En het kan iedereen zijn.

Dus ons wordt nu geadviseerd om drukke plaatsen te vermijden. Maar wat dan? Waar moet je heen?

De natuur!

O ja, de natuur?

Er zijn landen waar je niet zomaar de natuur in kunt gaan, omdat je op het land wordt verscheurd door een leeuw of een tijger, in het water wordt doodgebeten door een krokodil, een haai of een piranha en vanuit de lucht wordt gescalpeerd door grijpgrage klauwen van gier of oehoe; of je loopt malaria of andere enge ziektes op van steekmuggen. Zelfs op de Noordpool kun je nog tegen een ijsberg worden geplet door een beer.

Maar in Nederland valt het wel mee. Zeggen ze.

O ja?

Ik blijf mooi binnen. Ik lees net dat het tekenseizoen weer  is begonnen. Teken dat zijn vieze beestjes, die zich ingraven onder je huid en je ziek kunnen maken, heel ziek. Vanaf half mei waaien in een eikenbos kilo’s brandharen in je ogen en oren en krijg je overal jeuk. Dan  is het eikenprocessierupsseizoen begonnen; want dat is het ergste: het  is altijd wel ergens ‘seizoen’ voor. Na de bronsttijd –blijf uit de buurt van herten met grote, puntige geweien- krijg je het broedseizoen: sissende zwanen vallen je aan en ganzen met snavels van staal nemen je onderbeen in een bankschroef als je maar even in de buurt komt van hun kleintjes.

En als je denkt dat je alle seizoenen wel hebt gehad, krijg je alsnog een schot hagel in je bips, omdat de jacht is begonnen. Of je wordt half verscheurd door een doorgefokte pitbull met het opgefokte baasje op honderd meter, of je wordt met 150 decibel toegekeft door een onafgericht troetelloedertje.  

Dat zeg ik, de natuur is minstens zo gevaarlijk als zo’n terras in de stad. Je wordt eerder aangevallen in het bos door een gretige bloedzuiger, een doorgedraaide wolf of een hongerig wild zwijn dan dat zo’n vrome zelfmoordcrimineel je kapot schiet.

Ja, ik weet ook wel: leven op zich is gewoon gevaarlijk. Van leven ga je dood.

Maar nou zijn er mensen die adviseren om dan maar de hele dag in je bed te blijven liggen, omdat dat tenminste veilig is.

Helaas…

Ik lees net dat de bedwantsen resistent zijn geworden; je kan spuiten wat je wil, maar ze bijten door. Ze doen met twee gelede poten sliep uit tegen hun slapende slachtoffers en zuigen ze grijnzend leeg. Daar lig je dan, dood te bloeden in je eigen bed, terwijl de zon schijnt.

Was nou maar naar buiten gegaan.

12. apr, 2016

Ongemakkelijk

Bij dit stukje voelt u zich misschien wat ongemakkelijk.

Ongemakkelijk ja, want dat is hét modewoord op de televisie; het moet zijn doorgesijpeld vanuit de Amsterdamse grachtengordel, want een geboren Rotterdammer of Utrechter hoor ik het zo gauw niet zeggen.

Er zijn minstens 300 miljoen vluchtelingen en hongerlijders in de wereld en die moeten we helpen. Want wij zijn Gutmenschen. Maar we kunnen er hier niet meer opnemen dan pakweg een miljoen. Dus dat is 299 miljoen te weinig, maar ja.

Het voelt ongemakkelijk om dat toe te geven, zegt dan Jeroen Pauw -met afstand de beste presentator van het land, hou me ten goede. Maar ik denk wel dat het ongemakkelijk voelen in zijn dagelijkse talkshow begonnen is. Waarom hij dat doet weet ik ook niet, misschien leven we in een ongemakkelijke tijd, maar Jeroen gebruikt zelf het woord vrijwel dagelijks en zijn gasten nemen het eh… gemakkelijk over.

Ja, Ronald Plasterk vindt het ook ongemakkelijk -de vorm die het referendum nu heeft. En dat rijkelui stiekem rekeningen hebben in Panama, dat is dan misschien niet helemaal fout, maar het voelt toch ook ongemakkelijk. ‘Het voelt’ hoort er ook bij, dat is beter dan ‘het is’.

Ongemakkelijk is gênant, tenenkrommend, embarrassing –woorden die in de buurt komen maar het begrip niet helemaal dekken. Het geeft ongemak, hoor je ook wel.  Maar het is net iets meer, er zit iets van schaamte in, je zóu je ervoor moeten schamen.

Gênant is toch net wat anders. Gênant was het voor die collega die een andere collega op een personeelsfeest begroette en, wijzend op diens wat ouder uitziende vrouw, in zijn onschuld zei: ‘Hee, wat leuk, heb je je moeder meegebracht?’  

Embarrassing zit in dezelfde categorie. Embarrassing is die oudere heer die in een taxi stapt met zijn jongste verovering. En dat die verovering dan vraagt: ‘Schat, zullen we eerst maar even afrekenen?’

Persoonlijk word ik ongemakkelijk –want je kunt het ook wórden- als Goor op de televisie platte grappen debiteert en dat Geer daar dan lang en astmatisch om moet lachen. En dan ‘helemaal leuk’ zegt. Mensen (of erger: Carolien Tensen) die helemaal leuk zeggen of ‘te leuk’ kunnen echt niet meer. Ik voel me daar ongemakkelijk bij.

Dat zeg ik, het is heel persoonlijk.

Plaatsvervangende schaamte, is dat het? Als ik kijk naar die nieuwe SBS-6 serie ‘Wat een poppenkast’ zie ik hoe tekstschrijvers en poppenmakers zich maanden hebben uitgesloofd om iets grappigs te maken. Je gunt die mensen dan ook een beetje succes. Maar het is niet grappig, het voelt ongemakkelijk. Heel eerlijk gezegd: ongemakkelijk, gênant en tenenkrommend  tegelijk.

Ik hoor ‘ongemakkelijk’ nog weinig in de kroegen, maar dat komt misschien omdat ik weinig in de kroegen kom. Of in de verkeerde kroegen. Misschien wordt het al best veel gezegd in zo’n hipstercafé met ouwe dingetjes uit Berlijn, waterpijpen, teveel soorten thee en mannen met baarden en knotjes.

Je hoort het vooral in kringen waar men pretendeert af en toe na te denken over de dingen. Grachtengordelwoonkeukens. Netwerkborrels. Geer en Goor zullen het ook echt niet gaan gebruiken en als ze het vanaf nu wel gaan doen, zou ik me daar best wel…

Nee, ik ga het niet zeggen.