Busverslaafden
Er stond er weer eentje van de week. En ik was thuis.
Trringgg!
‘Heeft u iets over voor de bestrijding van maagleverdarmziekte?’
Subtiel gerammel met een grote, graaivrije collectebus. Niet zo luidruchtig als de draaiorgelspeler dat doet met zijn mansbakje, op de maat van ‘Het kleine café aan de haven’, maar toch.
Ik legde voor de honderdste keer uit dat ik nooit wat geef aan deurcollectanten, omdat je tegenwoordig zonder naar je deur te lopen op internet desnoods je hele jaarsalaris kan storten op welk fonds van welke zielige zieken of vluchtelingen dan ook.
Begrijp me goed, zielige mensen moeten geholpen worden. Altijd. Hou het gerust af van mijn inkomen. Maar we hebben tegenwoordig internet. En televisie. En radio. En zelfs nog wat kranten.
We kunnen ons goede hart laten spreken door deelname aan Postcodeloterij (‘We doen het voor de goede doelen, hè’), Bankgiroloterij, Vriendenloterij, Staatsloterij (‘Onze staat heeft het hard nodig’), of door simpelweg de bedelkaarten in te vullen die je krijgt toegestuurd via good old Tante Pos. Of je plakt postzegels extra, of belt naar een geldvangend 06-nummer bij weekpuzzels in kranten en magazines, voor steun aan zieligen. Maar nee. We moeten ook nog storten aan de deur.
Het kabinet mag namens ons zieligen uitknijpen, maar wijzelf niet. De deurcollectant vraagt iets van ons, van mens tot mens, door ons iets te schenken: een schuldgevoel.
Want ja, je kijkt toch even stiekem om je heen of niemand in de buurt heeft gezien dat je niks in die begerige gleuf hebt gestopt. En je wilt toch die lijdzame en licht verwijtende blik ontwijken in de ogen van de goedmens die voor je staat, druipend van de regen; want let maar op, het giet altijd als zij voor de deur staan en nooit als bijvoorbeeld de glazenwasser aanbelt, of de scharensliep, of een verkoper van telefoonabonnementen, energie of kinderpostzegels.
Maar hee, je moet consequent zijn: als je bij de één een excuus-eurootje in de bus laat glijden, moet je de ander ook wat geven. En het is bijna iedere week, hè, iedere week is er wel een bus te vullen voor een enge ziekte of zielige mensen. Er bestaat zelfs een landelijk collectantenrooster, compleet met ‘vrije periodes’. Vrije periodes? Vergeet het maar. Dat zijn de periodes dat de regionale en lokale collectanten vanaf de reservebank toeslaan.
Nou heb ik een donkerbruin vermoeden dat het steeds dezelfde mensen zijn, die met die rammelbus voor je neus staan. Meestal zekere vrouwen van zekere leeftijd met een lichte zorgvraag, in zekere confectiekleding en van zekere schoenensoort. Vaak dragen ze ook een bril, type Tweede Model Gratis. Je ziet ze behalve aan je deur ook vaak in slecht gevulde kerken of achter kraampjes op braderieën. Voor het goede doel.
Nogmaals, van mij moeten al die ziektes direct worden aangepakt en al die zielige mensen worden geholpen, desnoods met vijftig procent van ons nationale budget. Maar liever niet via aan collecteren verslaafde goedmensen, die komen aanbellen om zichzelf goed en jou beschaamd te laten voelen. Ze zeggen niks, maar hun ogen huilen als je nee hebt geschud. Best zielig, eigenlijk.
Denk daar ook eens aan als u weer eens dat geïrriteerde wegwuifgebaar maakt door het zijraam tegen die zeiknatte collectejunk, die in het stikkedonker ineengedoken onder haar regenkapje voor uw deur staat te wachten.
Deze mensen zijn zelf ook zielig en moeten dus ook gesteund worden vanuit onze deuropeningen. Waar koop je eigenlijk zo’n collectebus?