1. sep, 2016

Proxima B

Wat? Waarom ze mij kozen?

Geen idee. Science fiction interesseert me geen hol en ik heb niks met ruimtevaart.

Maar opeens stond ik daar, op Proxima B, die kennelijk bewoonbare planeet rond een ster aan de rand van ons melkwegstelsel. 4,2 lichtjaren -als je de kortste weg neemt.

Nou, ik was er binnen drie uur, want de eencelligen van Proxima B hebben zich niet beter ontwikkeld dan wij, maar wel anders. Ze hebben ook armen en benen en een hoofd, maar of daar ook hersencellen inzitten weet ik niet: daar heb ik geen verstand van. Ze kunnen in elk geval dingen die wij niet of nóg niet kunnen, daar op Proxima B -een naam als een tandpastamerk. Maar goed, op andere terreinen lopen ze weer hopeloos achter.

Ze zijn net als wij in een paar honderdduizend jaar gevormd door die bouwstofjes die ronddwarrelden in de ruimte en neerdaalden op geschikte planeten. Dus we zijn in ongeveer dezelfde periode ongeveer hetzelfde geschapen, zag ik in het jaar dat ik daar verbleef. Nou ja, jaar… elf dagen duurt een jaar daar, maar toch.

Tijd genoeg om vast te stellen dat ze er ook niet echt vreemd uit zagen, allemaal zo’n beetje als mijn Ome Jaap en tante Jans, maar dan nog wat bruiner. En in één figuur, want ze planten zichzelf voort, zonder seks. De nachten zijn daarvoor ook veel te schaars en te kort, dus net als wij passen ze zich gewoon aan aan de omstandigheden.

Al snel kreeg ik door waarom ze mij hadden meegenomen: ze zijn er gek op gokken en iemand had gewed dat er nog wel ergens leven zou zijn in het heelal. En ik diende als bewijs. Ik moest mezelf ook op hun ‘televisie’ komen uitleggen aan een of andere intergalactische Albert Verlinde en vertellen hoe het leven hier, op mijn planeet, er inmiddels uitziet.

Maar dat was onbegonnen werk. Oorlog, geloof? Nooit van gehoord op Proxima B. Geen kerk, moskee of tempel te zien daar. Men accepteert dat verstand een beperkt iets is voor eencelligen 3.0. Dat je sommige dingen wel begrijpt en sommige dingen niet. Of misschien later. Daar wordt geen religie aan gekoppeld, ze moesten ook een beetje besmuikt lachen toen ik vertelde hoe wij dat hier doen. ‘Die bouwstof is hier dan kennelijk niét neergedaald’, grapte Albert Verlinde.

Ze moesten zelfs hardop lachen toen ik vertelde dat wij op aarde andere levende ruimtefiguren afschilderen als robots met gekke stemmetjes of wezens met drie ogen en rare oortjes. Ik noemde ook Albert Schwarzenegger, ik kon het niet laten.

‘Jullie geloven wel veel daar, nietwaar?’ vroeg Verlinde met zijn zoetste glimlach, maar wel oprecht, want valse nichten bestaan niet op Proxima B. Je hebt er ook geen BP’ers, Bekende Proxima’ers. Alles is er rustig en harmonieus. Iedereen is gelijk en er zijn geen landen of grenzen. Hoofdschuddend hoorden ze mij aan, over geopolitiek, armoede, honger...

Ze brachten me weer netjes thuis, in een flits, het voelde alsof ik in de tijdmachine van professor Barabas had gezeten: Suske en Wiske en de Proxima Professoren. En o ja, ze vroegen of wij niet meer van die malle en belachelijk trage ruimtevoertuigjes willen versturen met intergalactische geluidjes, plaatjes en tekstjes, dat wisten ze nou wel. De Voyager-1 en zo.

Als we verder contact willen, geven we wel een signaal, zeiden ze me bij het afscheid. En of ik Arnold Schwarzenegger de groeten wilde doen.

25. aug, 2016

Nachtdwalen

In Haarlem heeft de politie deze week een oud dametje opgevangen en thuisgebracht. Dat weet ik, omdat de politie bericht 247 uit het dagrapport postte op Facebook:

Vanmorgen om 03:00 uur waren wij onderweg naar een spoedmelding met 3 noodhulpeenheden. Wij reden vanuit verschillende kanten aan. Toen één van onze noodhulpeenheden over de Prins Bernhardlaan reed zagen de collega's plots een bejaarde dame oversteken in enkel een badjas en rode slofjes. De collega's hebben direct hun spoedmelding geannuleerd en een 4e auto heeft de melding toen overgenomen. Bleek dat de dame de weg kwijt was. Zij had de respectabele leeftijd van 95 jaar.’

Dwalende oudjes brengt de politie liefdevol terug naar hun huizen, als ze even geen boeven hoeven te vangen. Chapeau in dit geval voor de politie Haarlem. Maar het schijnt een landelijk verschijnsel te zijn, praat erover met mensen in je omgeving en je trekt een beerput open. Iedereen kent wel een gevalletje nachtdwalen.

Vroeger liepen oude mensen ook al weg uit gesloten tehuizen, niet zelden nadat ze eerst op slinkse wijze de code van de gesloten deuren te pakken hadden gekregen. Maar nu ze van ons langer thuis mogen/moeten wonen (doorhalen wat niet gewenst is), lopen ze gewoon weg uit hun eigen huis. Het liefst ‘s nachts, in hun pyjama of in een badjas. Of in een onderbroek. Of in niks. Vaak dames, lieve oude dames -want mannen zijn nog altijd eerder dood. Maar volkomen de weg kwijt, letterlijk en figuurlijk. Ze zetten hun minzaamste stem op als ze iemand tegenkomen: ‘Meneer, weet u misschien waar ik woon?’ Niet zelden is dat om vier uur ‘s morgens tegen een brallende student of zwabberende kroeglopers, die zelf nú al de weg kwijt zijn.

Jaren geleden ben ik op bezoek geweest bij Hendrikje van Andel, die telde toen 104 lentes en iedereen noemde haar Tante Hennie. Zij zou later de oudste vrouw ooit van het land worden (115 jaar en 62 dagen) maar op haar 104e zag ze er nog uit als een jonge godin van amper 70. Ze zette koffie voor me en maakte wat te eten uit een sudderpan op een potkachel in de hoek (‘Jongen toch, helemaal uit Hilversum naar Hoogeveen gekomen, voor mij?’). Ik wil maar zeggen: je hoéft niet te gaan dwalen ’s nachts als je 95+ bent. Maar de kans erop is op die leeftijd vrij groot, 40 procent lees ik ergens. Wij worden gemiddeld steeds ouder en zo verworden we langzamerhand tot een dwalende natie. Met veel oude mensen in het stikkedonker op straat, vriendelijke oude mensen, daar niet van. Ze weten alleen niet waarom ze daar lopen, op dat moment. Wij ook niet. Het zijn de geheimen van de geest, van de dichtgeslibde hersenmassa, de menselijke afbraak door de sloopkogel van de tijd.

Natuurlijk, ook wij hebben er zelf straks geen weet van, het is de omgeving die eronder lijdt. Kijk ze nou vrolijk wandelen in de vrieskou met alleen een handdoek om, zie ze zitten op dat bankje in het park in hun badjas in de zwoele zomernacht. Ze zwaaien en zeggen vriendelijk gedag. Om drie uur ’s nachts. Dikke plakken klei in hun hersenpan.

Nou rijd ik weleens diep in de nacht naar huis en zie dan groepjes jongeren, vaak zijn ze onverstaanbaar. Doorgezopen, doorgesnoven. Ook klei in hun hersenpan. Maar niet zo vriendelijk. In mijn woonplaats heb je zelfs no go areas, waar je na twee uur ’s nachts maar beter niet kan zijn. God, of als die niet bestaat: de regering, verhoede dat vriendelijke oude dametjes in badjas en pantoffels die kant uit dwalen.

22. aug, 2016

De terras-entertainer

Gerrit Koelewijn zweette en struikelde. Zijn stilettohakken hinderden hem bij zijn tocht over de hobbelkeien van het plein, maar hij versaagde niet. Het terras lonkte. Deze opdracht moest worden afgemaakt, dat had hij beloofd. Hij trok zijn sluier recht en overdacht grinnikend hoe het zover met hem was gekomen.

Die oproep in de plaatselijke bode: terras-entertainers gevraagd. Hij had even in dubio gestaan. Hij was nu 76 en zijn ambtenarenpensioen viel hem zwaar tegen; er ging veel af en het leek wel of het elk jaar nóg minder werd. Hij had al eens gedacht aan een bijbaantje, maar die lagen niet voor het oprapen. Maar dit… Hij had geen idee wat het was, terras-entertainer. Tja, hoe moeilijk kon het zijn?

Toen hij zich meldde op het kantoor van InterShow, zeiden ze eerlijk dat hij aan de oude kant was. Maar twee dagen later was toch de telefoon gegaan: hij mocht het proberen. Vijf middagen in de week, dat was te doen.

En daarom liep hij vandaag in een rare jurk, met die vermaledijde hakken aan en een sluier om zijn hoofd die zijn oude mannenkop verhulde. Op naar het terras.

Het was een groot en druk beklant terras. Toch maakte de eigenaar zich zorgen, zo hadden ze Gerrit uitgelegd bij InterShow. Over de amusementswaarde. ‘Mijn gasten moeten wat te zien hebben, er moet iets voorbij komen’, zei hij. ‘Dan vertellen ze dat thuis en komen ze terug. Anders raken ze hier snel uitgekeken.’ Hij had misschien gelijk, want behalve een groot bronzen paard op het aangrenzende plein was er voor de gasten niet veel te zien. Daarom had hij InterShow ingeschakeld, daarom ook had InterShow die oproep geplaatst in de dorpskrant. Helaas had alleen Gerrit Koelewijn gereageerd, een man van 76, maar ze hadden geen keus.

Echter, Gerrit bleek verrassend geknipt voor de baan. Hij begon als zichzelf met een gek felblauw petje en al snel breidde hij zijn repertoire uit, begeleid door InterShow, dat hem vanuit een bestelbusje in een zijstraat voorzag van alle mogelijke attributen en opdrachten. Hij was al langs gesjouwd als zwerver en als oud vrouwtje met een hippe kinderwagen. En hij genoot. Hij zag ze elkaar aanstoten op het terras: ‘Kijk die nou, een oud vrouwtje met een kinderwagen! Nog een wijntje doen, jongens? Gezellig!’

Het werkte, constateerde Gerrit. Hij maakte de tongen los. Hij marcheerde langs als generaal, liet zich behangen met opplaksnorren, baarden, pruiken of brillen. En hij voelde zich een echte straatartiest, als hij als pastoor met een zwarte bolhoed op in raar Engels de weg vroeg aan een terrasganger, of langs liep als dikke keukenmeid met een groot slagersmes… Hij genoot misschien nog wel het meest van het feit dat niemand doorhad dat al die typetjes één en dezelfde persoon waren, dat híj het was, Gerrit Koelewijn. 76 jaar oud en still going strong. Maar de mensen van InterShow hadden strikte orders gegeven, hij had een geheimhoudingsverklaring moeten ondertekenen, niemand mocht hier vanaf weten. De nekken draaiden om, er werd verbaasd geglimlacht en geamuseerd of afkeurend gefluisterd. En daar ging het om.

Vandaag had hij de gekste opdracht gekregen tot nu toe. In het bestelbusje werd hij omgetoverd tot een Arabische vrouw, hij kreeg een of ander gewaad aangemeten dat zijn hele lijf bedekte, op zijn zwaar geschminkte ogen na… En Gerrit vond het heerlijk. Het kon hem niet gek genoeg meer zijn. Ze hadden hem voorzien van een namaak-kalashnikov met losse flodders en hij kon niet wachten tot hij bij het terras aankwam. Op stilettohakken! Ze zouden wat gaan beleven vanmiddag, daar gingen ze thuis over vertellen, reken maar! Dit ging klandizie opleveren. En wat zouden ze trots op hem zijn bij InterShow!

Toen hij het terras naderde, begon hij alvast vreemde geluiden uit te stoten, die iets Arabisch moesten voorstellen. Ogenblikkelijk wist hij alle ogen van de bezoekers op zich gericht en hij verkneukelde zich reeds op het vervolg, op de opdracht die hij had meegekregen vanuit het bestelbusje. Hij haalde tergend langzaam het geweer van zijn rug, schouderde het, riep baldadig Alahu Akbar! zoals hij dat weleens op de televisie had gezien, en toen, als in een waas, ratelde hij een regen van losse flodders het terras op. Dacht hij.

Waar ze zo snel vandaan waren gekomen, kon niemand na afloop vertellen; maar ze schoten meteen. Kil en doelgericht. Gerrit was kansloos geweest tegen de zwaarbewapende elitetroepen die net zo snel weer verdwenen waren als ze waren opgedoken. Bliksemsnel werd de omgeving ontruimd en er kwamen krijttekeningen op straat, roodwitte afzetlijnen en politiebusjes. Veel media met satellietschotels. Enkele toesnellende satellietwagens konden nog maar net een wegrazend bestelbusje ontwijken.

Het verhaal dat de media de wereld moesten insturen klonk even bizar als ongeloofwaardig. Een oude man, verkleed als moslima? Veel gekker moest het toch niet worden! Maar wist Gerrit veel. Hoe had hij moeten weten dat het echte kogels waren in een echt geweer?

De ontstelde gasten die het overleefd hadden dropen af, sommigen nog met ontzetting in de ogen en het glas nog in de hand. Ze hadden thuis heel wat te vertellen.

 

8. aug, 2016

Tv-commentaar

‘Wat zie je?’

‘Eh… de bal gaat naar rechts.’

‘Dus wat zeg je?’

‘Eh… bal gaat naar rechts?’

‘Want?’ vraagt de professor, brilletje laag op de neus. ‘Want want want?’ Hij maakt met beide handen draaiende bewegingen. ‘Ga door ga door.’

Tien vinger tegelijk steken omhoog. ‘Omdat er ook blinden zouden kunnen kijken, professor!’

‘Goed zo!’

We zijn op de Speciale Academie voor Televisiecommentatoren in Hilversum. Geconcentreerd kijken de aankomend commentatoren naar hun professor, die de afrondende test van het derde leerjaar afneemt.

‘Jij daar, Bolmikolke. Als het spannend wordt op het veld, wat doe je dan?’

‘Dan lul je er doorheen, professor!’

‘Juist, jij hebt de stof aardig onder de knie.’

‘Dankuwel.’

‘Kiekertak, wat zeg je als er een heel belangrijk moment is, bijvoorbeeld een beslissende demarrage in een wielerwedstrijd, of een zinkende roeiboot in de Olympische finale?’

Kiekertak twijfelt. Iemand anders steekt zijn vinger op. ‘Terwijl u kijkt naar een demarrage..?’  ‘Of naar een doelpunt!’ vult een ander aan.

De leermeester knikt goedkeurend. ‘Zeer juist, dit is echt een puike klas.’

Een pukkelige, wat onzekere jongeman steekt zijn vinger op. ‘Ja?’

‘Je kunt ook een minuut níks zeggen, toch?’

Stilte in de klas. Onderdrukt geproest.

De professor beent naar het raam, kennelijk in gedachten. Dan heft hij het hoofd op en kijkt de jongeman streng aan. ‘Heb je weer uit de lijmpot gesnoept, Neutebeum? ‘ De klas ligt dubbel.

De professor maant tot rust. Nog een vraag. ‘Wat doen we als de sporters lekker bezig zijn?’

‘Dan lullen we er doorheen’, probeert iemand. De professor schudt het hoofd. ‘Dat is alleen bij echt spannende momenten.’  ‘We lezen Wikipedia voor’, roepen er twee tegelijk. ‘Heel goed!’  ‘Wie hun zuster is, wat hun  tante doet, maakt niet uit wat. Want Wikipdia hebben velen immers nog niet op hun telefoon.’

‘En vooral geen stiltes laten vallen!’ roept Punselie er dwars doorheen, op zoek naar hogere punten op zijn studielijst. ‘Want dan zapt de kijker weg’, brult De Moraatz van achteruit de klas. ‘Al haar prestaties van de laatste tien jaar noemen, dat lult het wel vol!’ gilt Schattenkeinder instemmend.

De professor maant tot stilte en vertelt nog even kort van Vroeger. ‘Vroeger, ja vroeger, toen had je Theo Reitsma. Die beschouwde tv-commentaar nog als toegevoegde informatie aan het beeld en zei niks als hij niks te melden had.’ Er klinkt afkeurend gesis.

‘En in Duitsland, professor, vertel nog eens van Duitsland?’ De klas houdt de adem in, hoewel ze allemaal weten wat er gaat komen. ‘Op de Duitse tv kwam het in de jaren zestig, zeventig wel voor dat een commentator twee volle minuten zijn mond hield bij een voetbalwedstrijd.’ Gespeeld ongeloof en hoofdschudden in de klas. ‘Maar dat waren natuurlijk andere tijden’, troost de professor.

‘Heb ik een kans, professor, om ook bij de televisie te komen? Vóór de schermen?’ Het meisje Klotterbooke kijkt de professor vragend aan. ‘Hm, eens even zien, je slist niet, je hebt een normale r, je legt geen rare accenten, ik hoor ook geen belachelijke loopjes in je zinnen, je ziet er niet uit als een vogelverschrikker… ik ben bang dat het lastig wordt.’

‘Maar ik kan wel eh-roeien en eh-vierentwintig zeggen en eh-regenbui!’ De professor wrijft over zijn kin. ‘Ja, nou, dan zou het nog kunnen. Maar dan toch liever op een commentaarpost.’ Klotterbooke herademt. ‘Wat zeg je bijvoorbeeld als er iemand op kop gaat rijden in een wielerwedstrijd van meer dan tweehonderd kilometer en er is nog een uur te gaan?’

‘Dat hij al bijna gewonnen heeft, professor.’

‘En als dat onverhoopt dan toch niet gebeurt?’ ’Dan zeg ik dat dat een geweldige verrassing is, waar niemand op gerekend had.'

’Zeer goed, meisje Klotterbooke. Jij komt er wel.’

 

 

4. jul, 2016

Gevoel

‘Ja, ’t is een gevoel, hè. Ik weet niet hoe ik het anders moet zeggen.’

‘Je zal het misschien gek vinden, maar ik denk dat Duitsland dit keer niet het EK wint. Waarom niet? Dat voel ik zo, ik kan het niet uitleggen.’

‘Ik denk dat deze vakantie heel anders wordt dan anders, dat zegt mijn gevoel.’

Mijn gevoel. Dan ben je uitgeluld. Het gevoel kan niet worden tegengesproken en al helemaal niet met rationele argumenten. ‘Ja, dat denk jíj. Maar mijn gevoel zegt toch echt iets anders.’ Veelbetekenende blik, schouderophalen. Het lijkt wel een geloof: ‘Dat geloof ik nou eenmaal.’ Bam. Klaar. Deur dicht.

‘Die hele Brexit gaat niet door.’’Hoezo niet?’ ’Tja, ik weet het niet, ik kan er niks aan doen, maar dat gevoel heb ik!’

Op je gevoel kun je ook niet afgerekend worden, achteraf. Je had alleen het gevoel. En als het niet klopte wat je voorvoelde, dan is er iets anders gebeurd, iets wat je niet kunt benoemen, ‘maar geloof me, er was meer aan de hand dan wij weten. Dat voel ik.’   

Mijn advies: vooral niet tegenspreken en ook niet gelijk geven. Voor kennisgeving aannemen. Alles lijkt dezer dagen wel gevoelig. Arm tegen rijk, ouderen tegen jongeren, witten tegen zwarten, goedmensen tegen fascisten, regering tegen het volk. Het wordt hatelijk, zelfs in ons ooit zo nette parlement worden woorden gebruikt en sneren uitgedeeld die je tot voor kort alleen in voetbalstadions of op de jaarlijkse kermis hoorde.

Het gevoel regeert over het verstand, en het is maar de vraag of dat verstandig is. Het leidt vooral tot korte lontjes, tot haat zaaien, tot afzeiken, tot geniepig maar anoniem gescheld op sociale media. Tot ingooien van busruiten, tegels door woningramen. Tot respect eisen in plaats van respect verdienen. Tot wegkijken, strijden of verzetten.

De verschillen worden groter en groter, de strijd wordt harder en harder.

Persoonlijk ben ik vast bezig om vriendjes te worden met boeren (‘Bras zoekt boer’), teneinde straks nog te kunnen blijven dooreten.

Want als alles gevoelig ligt, dan.. Je moet er niet aan denken, maar... dat onverzoenlijke… laat ik het zo zeggen… nee, dat zijn geen grote woorden… Ik denk dat we, langzaam maar zeker, afstevenen op een burgeroorlog.

Ik voel het aan mijn water.