Proxima B
Wat? Waarom ze mij kozen?
Geen idee. Science fiction interesseert me geen hol en ik heb niks met ruimtevaart.
Maar opeens stond ik daar, op Proxima B, die kennelijk bewoonbare planeet rond een ster aan de rand van ons melkwegstelsel. 4,2 lichtjaren -als je de kortste weg neemt.
Nou, ik was er binnen drie uur, want de eencelligen van Proxima B hebben zich niet beter ontwikkeld dan wij, maar wel anders. Ze hebben ook armen en benen en een hoofd, maar of daar ook hersencellen inzitten weet ik niet: daar heb ik geen verstand van. Ze kunnen in elk geval dingen die wij niet of nóg niet kunnen, daar op Proxima B -een naam als een tandpastamerk. Maar goed, op andere terreinen lopen ze weer hopeloos achter.
Ze zijn net als wij in een paar honderdduizend jaar gevormd door die bouwstofjes die ronddwarrelden in de ruimte en neerdaalden op geschikte planeten. Dus we zijn in ongeveer dezelfde periode ongeveer hetzelfde geschapen, zag ik in het jaar dat ik daar verbleef. Nou ja, jaar… elf dagen duurt een jaar daar, maar toch.
Tijd genoeg om vast te stellen dat ze er ook niet echt vreemd uit zagen, allemaal zo’n beetje als mijn Ome Jaap en tante Jans, maar dan nog wat bruiner. En in één figuur, want ze planten zichzelf voort, zonder seks. De nachten zijn daarvoor ook veel te schaars en te kort, dus net als wij passen ze zich gewoon aan aan de omstandigheden.
Al snel kreeg ik door waarom ze mij hadden meegenomen: ze zijn er gek op gokken en iemand had gewed dat er nog wel ergens leven zou zijn in het heelal. En ik diende als bewijs. Ik moest mezelf ook op hun ‘televisie’ komen uitleggen aan een of andere intergalactische Albert Verlinde en vertellen hoe het leven hier, op mijn planeet, er inmiddels uitziet.
Maar dat was onbegonnen werk. Oorlog, geloof? Nooit van gehoord op Proxima B. Geen kerk, moskee of tempel te zien daar. Men accepteert dat verstand een beperkt iets is voor eencelligen 3.0. Dat je sommige dingen wel begrijpt en sommige dingen niet. Of misschien later. Daar wordt geen religie aan gekoppeld, ze moesten ook een beetje besmuikt lachen toen ik vertelde hoe wij dat hier doen. ‘Die bouwstof is hier dan kennelijk niét neergedaald’, grapte Albert Verlinde.
Ze moesten zelfs hardop lachen toen ik vertelde dat wij op aarde andere levende ruimtefiguren afschilderen als robots met gekke stemmetjes of wezens met drie ogen en rare oortjes. Ik noemde ook Albert Schwarzenegger, ik kon het niet laten.
‘Jullie geloven wel veel daar, nietwaar?’ vroeg Verlinde met zijn zoetste glimlach, maar wel oprecht, want valse nichten bestaan niet op Proxima B. Je hebt er ook geen BP’ers, Bekende Proxima’ers. Alles is er rustig en harmonieus. Iedereen is gelijk en er zijn geen landen of grenzen. Hoofdschuddend hoorden ze mij aan, over geopolitiek, armoede, honger...
Ze brachten me weer netjes thuis, in een flits, het voelde alsof ik in de tijdmachine van professor Barabas had gezeten: Suske en Wiske en de Proxima Professoren. En o ja, ze vroegen of wij niet meer van die malle en belachelijk trage ruimtevoertuigjes willen versturen met intergalactische geluidjes, plaatjes en tekstjes, dat wisten ze nou wel. De Voyager-1 en zo.
Als we verder contact willen, geven we wel een signaal, zeiden ze me bij het afscheid. En of ik Arnold Schwarzenegger de groeten wilde doen.