Het vierde kwadrant
Als
ik binnenkom, zit het hele hofje te zwijgen. Beetje lummelen, beetje knikkebollen. Ze wonen hier met zijn zessen, elk een slaapkamer en samen de huiskamer.
Mevrouw
Bannink aait de neppoes op haar schoot en mevrouw Gecken laat windjes en roept af en toe iets onverstaanbaars. Naast haar foto op haar kamerdeur staat Mevrouw Gecken, Jeanne. Maar ze doet vreemd. Daarom lag haar bijnaam voor de hand.
Als een mensenleven
een cirkel is, zitten deze hier in het vierde kwadrant. Ze hebben het getroffen, want het is een tof hofje waar bijna alles mag.
Ik heb bonbons meegenomen voor Neeltje en ik zie hoe Gekke Sjaan loert naar het doosje. ‘Leuk om straks rond
te delen bij de thee misschien’, opper ik aan Neeltje.
Neeltje kijkt even om zich heen en mietert dan de chocolaatjes direct in een van de tassen aan haar
rollator. ‘Nee hoor, dat doen we hier niet’, zegt ze met een verbeten trek om haar mond.
Navraag leert dat eerder op de dag Piet heeft geweigerd om
haar zijn koekje te geven. Toen wilde Jo haar koekjes ook niet meer ronddelen. En Gekke Sjaan is vandaag jarig, maar heeft helemaal alleen haar feestgebakje opgegeten, zegt Neeltje. De jarige kauwt nu op het papiertje in haar mond en ze herhaalt nog maar eens
luidop de tekst op haar verjaardagskaart: ‘Hiep hiep hupperdepup!’ Volgens de verzorgers heeft echt iedereen een gebakje gehad.
Piet komt af en toe binnenvallen, ongevraagd. Hij gebruikt dan de wc en stopt er dingen in, die de verzorgster er met
plastic handschoenen aan er evenzo vrolijk weer uit wurmt. Niemand verwijt hier iemand iets.
Ik ben Piet de vorige keer tegengekomen toen ik bij de buitendeur stond,
die moet worden geopend met een geheime code. Daarom wachtte ik even tot hij zou zijn doorgeschuifeld. Toen hij doorkreeg dat hij van mij niet de deurcode zou kunnen afkijken, begon hij te schelden. ‘Rotpet!’, riep hij en hij wankelde tegen de
muur na een mislukte halve bodycheck. ‘Met je rotpet!’ Hij schuifelde verder, als een dronkenman na verlaat kroegbezoek.
Neeltje is haar ketting kwijt. Ik haal hem uit haar rollatortas en doe verrast. Ik ben dat niet, want alles wordt hier
in rollatorzakken opgeborgen, waarbij het onderscheid tussen het mijn en dijn een beperkte rol speelt.
Mevrouw Gorssen, Myrna loopt doodgemoedereerd alle kamers
af, vult haar rollatortassen tot de rand met fotolijstjes, pillendozen, sieraden en andere eigendommen van medebewoners. Waarna het lieve personeel ’s avonds alles weer terug legt. Niet dat iemand iets gemist heeft.
Neeltje pakt ook graag in, ze is immers op vakantie en kan elk moment worden opgehaald door haar ouders. Er is hier geen bushalte, zoals in sommige andere hofjes. Om op een bus te wachten die nooit komt.
Na je derde kwadrant verandert er nogal wat, schijnbaar. Neeltje had altijd een bloedhekel aan de tv en helemaal aan plat amusement daarop. Nu kijkt ze ademloos naar het scherm, waarop Frans Bauer op ware grootte meezingers playbackt. ‘Mooie foto’s!’, knikt Neeltje naar het scherm. Haar telefoon is een toverdoos en appjes zijn briefjes. Gekke Sjaan stampt ritmisch met haar stok op de vloer en krijst nu en dan een flard tekst mee, terwijl zich onder haar stoel een dun plasje begint te vormen. Het personeel dweilt het geruisloos op en gaat koken. Wie dat wil, mag aardappels schillen.
Mevrouw Jensen, Jo houdt haar man in de gaten, meneer Jensen, Jan. Die twee mogen hier samen wonen, wat een geluk. Volgens Jo zelf is het omgekeerd: de anderen wonen in hun huis. Als er koekjes worden gepresenteerd aan alle bewoners
zegt zij: ‘Ja hoor eens, zet die trommel nou maar terug in mijn kast. Ik ken al die mensen niet! Dat doet maar!’
Meneer Jensen is deze middag obstinaat, hij is uit zijn
bed gehaald omdat dat verschoond moet worden en dat pikt hij niet. ‘Ik val hier dood!’, schreeuwt hij. ‘Ik val hier hartstikke dood!’
Jo
laat de trommel de trommel en stiefelt op hoge poten naar de verzorgster. ‘Hij valt dood’, roept ze. ‘Hij valt hartstikke dood, zegt ie.’ ‘Dat kan niet, antwoordt de zuster, ‘want hij zit.’ Ze knipoogt naar het bezoek.
‘Het bed is bijna weer schoon, hoor.’
Als Jan terug mag, blijft hij toch liever zitten in zijn stoel en valt in slaap. Op de hele en halve uren schrikt
hij wakker en roept: ‘Ik val hier hartstikke dood!’, alsof er een slecht gerepareerde koekoeksklok is opgehangen.
De rust keert weer. Mevrouw Bannink aait haar neppoes, Gekke Sjaan zet ‘Heb je even voor mij...’ in, maar weet niet hoe het verder gaat.
En Neeltje werkt schielijk een bonbon weg.
‘Ga je alweer?’, vraagt ze als ik mijn jas aan heb. ‘Wacht, dan doe ik mijn schoenen aan, dan kunnen
we naar huis.’ Huis, dat is de woning waar ze als kind rondhuppelde. In het eerste kwadrant van de cirkel. Nu zit ze in dat vierde, slechts één stap verder dan het derde kwadrant.
Mijn kwadrant.